25 December.

Haar groene ogen lachen licht
en blijdschap straalt van haar gezicht
de kerstboomlichtjes pinkelen.

Geschenkverpakking gauw verscheurd
wijl spanningsrood haar wangen kleurt
haar ogen twinkelen.

Luid juichend springt ze op ons toe
en geeft een zoen aan va en moe
nog voor 't kado is uitgepeld.

En dan pas is het feest kompleet
wanneer ze met een jubelkreet
haar eerste echte kerstgeschenk omknelt.

(25/12/1988)


Alice

Als de flonk'rende sterren
der nacht
zijn je ogen.

Als de klaterende waterval
der rivier
is je lach.

Als de zoetheid der stilte
in 't woud
zijn je kussen.

Alleen met z'n Twee.

Je hebt verdriet
en denkt: "hij merkt het niet".
Ken je me dan zo slecht
na al die jaren?
Ik weet het heus wel echt:
dit is het lot van alle ouderparen.

Wanneer je kroost het huis ontvliedt
blijf je alleen
maar eenzaam ben je niet.

Zoals het eindigt,
zo begon het ooit:
wij twee alleen;
maar denk er aan,
eenzaam ben je nooit.

31/12/1992

    Als er ooit een 'Oscar zou worden uitgereikt
    voor de beste moeder,
dan ben jij zeker kandidaat.

   *  *  *

Voor niets komt de zon op in het Oosten,
voor niets gaat zij ook onder in het Westen,
als ze nu morgen maar geen inkomgeld vraagt.

   *  *  *

Hoe meer ik bemin
hoe rijker ik me voel,
zal ik ooit rijk genoeg zijn ?

Amor.

d'Avond is eenzaam,
Wanneer jij me, eenzaam,
Alleen hebt gelaten
En ik met moede stappen dwaal
Langsheen de straten
En, eenzaam, door de tranen staar
Die plots het uitzicht mij belemmeren.
Dan pas begrijp ik hoeveel ik van je hou
En kijk in gedachten verzonken
Naar de ster
Waarvan ik weet dat ze beschermend
Op je neerblikt, en ons,
Al zijt ge ver,
Toch nauw tezamen brengt.

Eenzaam is d'avond
En eenzaam zijn de straten,
Doch nu ik venus' ster me na weet,
Weet ik dat je me nimmer zult verlaten.

Amour.

Je croyais que tu m'aimais
mais tu ne m'aimais plus
dès que tu
avais vue
mon ami.
Tu étais crue;
Je sais
que je t'ai perdue
mais je ne t'oublierai
jamais,
car je t'aime plus fort
que d'avant
et je ne veux pas aimer
une autre
car toi tu es
mon seul amour
pour toujours.
Je meure de chagrin
d'amour.

Avond in Yerseke

Het menu was fijn,
zo ook was de wijn;
het dessert overheerlijk
"Zij" nog altijd begeerlijk.

Ik barst dus van geluk,
Mijn nacht kan niet meer stuk.

(17.07.94)

Ballade.

Een tuin vol bloemen
en maneschijn
en perelende dauw
als diamanten fijn
en een zacht ruisend windje.
Als een zilveren lintje
kabbelt een beek
door deze streek
van rust en tevredenheid
en droom'rige gelukzaligheid.
Midden in dit paradijsje
bij 't luisteren naar een wijsje
van een nachtegaal,
zitten wij daar helemaal
alleen onder een sterrenpracht
in deze fonkelende nacht.

Bedenking.

M'n huwelijk heeft weer zin gekregen,
mijn vrouw begrijpt me nu weer best,
we spreken eindelijk weer de vele woorden die we zwegen,
waardoor de hele gezinssfeer werd verpest.

We kunnen nu weer samen plannen maken
en ons verheugen op wat komen gaat,
'k begin warempel weer verliefd te raken,
ik weet nu dat ze weerom naast me staat.

Ze heeft me ook vergiffenis geschonken
voor de vele fouten die ik heb gemaakt,
we hebben er samen op gedronken
en zijn zelfs bijna dronken geraakt.

De vreugde die we nu tesaam beleven
was nooit tevoren zo intens,
't is net of we ons leven opnieuw leven
ik voel me thans een ander mens.

Dat alles plots zo heerlijk anders is
kan ik haast niet geloven;
ik weet nu pas wat échte liefde is
en ga weer in het huwelijk geloven.

Beelden uit een schilderijententoonstelling

(Opgedragen aan F. Vermeulen)

De dichter schilder
met woorden
wat hij voelt en ziet
maar soms volstaan
zelfs duizend woorden niet
en wordt de dichter
schilder die ook
schildert wat hij ziet.
Impressionist,
ekspressionist,
kubist of 
realist,
hij is en blijft
een begenadigd artiest.

Beestachtigheden

Mijn zuster speelt piano, 
De hond slaapt, 
Op de piano ligt de kat, 
Zij slaat de maat met haar staart. 
Ik speel 
        viool.
De kat slaat de maat
                     niet meer.
Ze vecht met de hond.
De hond gromt, de kat klauwt.
De piano zwijgt.    De viool snerpt.
De kat wordt gek, de hond wordt razend.
BANG...
        een schot? 	Een vioolsnaar
heeft het begeven.
De hond is dood. 	Ik ween.
M'n zuster speelt
			                Chopin.
De kat sterft.
Ik hang me op
              aan een vioolsnaar.
M’n zuster speelt
                   “Lang zal hij leven”.

Betrachting.

En als ik sterf 
zal niet mijn ziel dees aard' verlaten, 
maar vastgekluisterd aan de jouwe 
leven! 
Ik wil niet sterven! 
Kon ik je maar bepraten! 
Een helpende hand van jou 
zou me weer alles 
geven; 
Een toenadering 
van hand, of mond, of wezen, 
ware voor mij 
een regenboog 
van een herboren leven.


Bevroren ziel.

Elke kus
parels in m1Jn ziel bewaard, zijn droppels ijs, 
bevroren. 
o, kon één enk’le zonnestraal, uit Uw glimlach geboren, 
ontdooien, smelten 
deze harde 
diamanten 
van kristallijnen ijskristal 
tot klaterende waterval, 
die m'n ziel omspoelt 
aan alle kanten.

Bidden.

Ik praat met God op mijn manier:
terwijl ik 's zondags in de kerk zit
en iedereen, gemeend of schijnbaar bidt;
terwijl ik 's avonds langs de hoeren loop
in 't Schipperskwartier;
terwijl ik in m'n auto zit
luisterend naar Studio Vier.

Ik vraag Hem waarom in de wereld
nog zoveel wordt gestreden,
ik praat met God en vraag
waarom zijn 5°, 7° of 10° Gebod vandaag
steeds weer opnieuw met de voeten wordt getreden.

Ik praat met Hem over de zin
en onzin van het leven
en tussendoor - als grapje even -
vraag ik Hem waarom ik nooit de Lotto win.

En 's zondags op het kerkhof
terwijl ik bid aan vaders' graf
vraag ik me somtijds peinzend af
waarom Hij mij nog nooit 
een antwoord heeft gegeven.

(22.08.94)


Blokhut.

De regen gutst bij stromen neer
terwijl wij elkaar beminnen
en al is het buiten hondeweer
't is lekker gezellig hier binnen.

Wij liggen voor de open haard
op een donzig dikke deken,
bezoek of telefoon blijft ons bespaard,
laat het maar stormen nu voor weken.

Door een heerlijke wijn in stemming gebracht
terwijl de radio zachtjes speelt
en de gloed der vlammen onze lichamen streelt,
vergaat de dag langzaam in de nacht.

En in het donkere schaduwspel
enkel gekleed in onze eigen huid
word ik haar bruidegom, zij mijn bruid
voltrekken we ons minnespel.

(22/04/91)

Claudine.

(opgedragen aan Peter)
Toen ze thuiskwam vandaag
en ik haar wilde kussen,
wendde ze het hoofd af
en zei intussen:
"ik zie je niet meer graag,
je bent te sloom, te traag".
En later zei ze nog:
"'k wil bij je weg,
ik heb een ander en ik vraag
me niet te hinderen;
ik wil het huis
en ook de kinderen
en als het kan
ook nog de wagen,
méér wil je echt niet vragen,
behalve dan of je kan zorgen
dat je vertrekt,
het liefst nog morgen."

Toen heb ik haar
een klap gegeven
-ze is nu weg- 
en 't klinkt misschien hard
als ik dit zeg,
maar 'k heb het mezelf
reeds vergeven.

(18.01.93)

Comparaison Macabre.

'k Zag daarnet een dooie kat,
't Beest was overreden.
Ze was geheel met bloed bespat
En finaal opengereten.
'k Werd er plots verdrietig van;
'k kon 't niet meer aanschouwen,
Dat zo'n beest op zo'n manier
Aan haar eind' moest komen.

'k Zag daarnet een dooie kat,
Door een dronkelap of wat
Tegen het beton gereden.
Wat gister nog jong en leven was,
Behoort nu tot 't verleden.

Haar zwarte pels heb ik gestreeld
Wijl hete tranen drupten
En zich mengden met het bloed,
Dat, gestolten en versteend,
Tussen de kasseien kleefde.

En plots zag ik mezelf daar
Eenzaam en verlaten,
In die doodse bomenlaan,
Op d'enige plek verlicht door een lantarenpaal,
Bespat met bloed,
En helemaal uiteengereten...
'k Heb het altijd wel geweten,
Dat ik autovoerders haatte,
Vooral dan als ze dronken zaten
In hun "wagen", "slee" of "car";
En dat ik veel van poezen hou,
Vooral dan van ... verlaten.

Dachau... Rio de Janeiro.

De grond onder mijn voeten wordt te heet.
Ik heb de doden niet geschonden die men mij verweet.
De slapeloze nachten
kunnen niet de pijn verzachten
van 't onmenselijke leed
om wat ik hen misdeed
in naam, in opdracht en 
tot eer en glorie
van een waanzinnig geworden genie.

Ik weet dat ook mijn dagen zijn geteld
en ondanks dat ik door wroeging wor gekweld
mijn naam aan de opperste rechter werd gemeld
en eerstdaags een oordeel zal worden geveld
over de door mij gepleegde daden
en ik voel me eenzaam, verlaten en verraden.

(03/92)

Dank je wel

Het laatste restje "J&B" in zijn karaf
heb ik mezelf ingeschonken
in zijn kristallen glas
en ik heb me in zijn zetel neergezet
en het glas heel langzaam uitgedronken.
En net zoals het vroeger was
heb ik gezegd: "Op je gezondheid jongen,
we zien elkaar ooit nog wel weer
alleen weet ik niet waar of hoe,
zelfs niet wanneer;
op je gezondheid en 
bedankt voor alles."

(04.05.95)

Dank.

Dank, voor al die mooie uren,
Dank, voor heel mijn schone jeugd,
Voor het vergeven van m'n zotte kuren,
Voor mijn opvoeding, mijn vreugd.

Dank, voor al die mooie dagen,
Dank, voor de gezelligheid,
Voor je antwoord op mijn vragen,
Voor je liefde en tederheid.
Dank, voor al die mooie jaren,
Dank, voor al je goede raad,
Voor je zuinigheid, je sparen,
Voor je aanwezigheid als kameraad.

Dank, voor wat je hebt gegeven,
Dank, voor broer en voor m'n zus,
Voor de kansen die we kregen,
Voor je lach, je traan, je kus.

Dank je, Moeder, voor dit leven.

Dansen van vreugde.

Ik zou wel willen dansen van vreugde,

	alleen ... ik kan niet dansen.

Ik zou wel willen zingen van geluk,

	alleen ... ik kan niet zingen.

Wat heb ik dan aan vreugde en geluk

	als ik dansen noch zingen kan ?

Of ... kan ik een stilstaand en

	-zwijgend (voor)beeld zijn

	van vreugde en geluk,

	en enkele stralen ?

Zodat anderen verblind door de 

schittering zouden kunnen dansen

	en zingen ?


De klokkenluidster

Zij neemt het slappe zeel ter hand
en trekt met lange halen;
eerst aarz'lend galmen over 't land
de tonen door de dalen.

Het zware touw glijdt door haar hand,
gaat ritmisch heen en weder,
zodat ze haast haar vingers brandt,
haar lichaam op en neder.

Steeds sneller rukt zij aan het koord
dat langzaam lijkt te groeien;
zij weet precies wel hoe het hoort,
zij weet iemand te boeien.

Naar 't einde toe bijt ze zich vast,
haar ritme wordt maar feller;
haar vingers spelen met de kwast,
haar adem gaat steeds sneller.

Mijn bloed bruist door m'n ad'ren heen
en doet mijn slapen bonzen;
een rozig waas trekt om me heen,
ik voel mijn oren gonzen.

De laagste klanten, monotoon,
wellen tergend traag omhoog;
en op het eind' de hoogste toon,
in een klankenkleurenboog:

Haleluja! Haleluja !!
In excelsis, Gloria !!!

(28.09.1993)


De Orchideeënjager.

Hij zoekt zijn weg door 't don'kre bos
behoedzaam en voorzichtig,
haast glijdend over 't zachte mos,
heel handig en omzichtig
en plots'ling, na een lange tocht,
vol onheil en gevaren,
ontdekt hij wat hij zolang zocht:
de bloem tussen de blâren.

Zijn vingers strelen teer en zacht
haar stampers en haar stempel;
geheel in de ban van zijn macht,
ontsluit zij hem haar tempel.
Een rilling doortrekt haar zo gauw
zijn vingers haar omsluiten
en dra druppelt, als druppels dauw,
zoete nektar naar buiten;
en gans in vervoering gebracht,
door zijn strelingen verrukt,
op het hoogtepunt van haar pracht,
wordt de orchidee geplukt.

(25.12.93)


De ramen open.

De ramen open, de lente komt!
Reeds zwieren de zwaluwen
in volle vlucht
door de lucht
en roepen.
De lente komt, opent de ramen !
De knoppen ontluiken
door zonnezoenen
tot frisse bloemen 
en bloeien.
De ramen open, wijd en breed,
de zon moet binnenstromen,
met frisse lucht
en een zucht
van verlangen.

De Speleoloog

Hij zoekt zijn weg door 't zachte gras
en plotseling onder 't struikgewas
vindt hij de ingang van de grot,
't begin van 't komende genot.

Zijn handige vingers snel en gewis
overwinnen de eerste hindernis;
door de gleuf een weinig te verwijden,
kan hij weldra zacht naar binnen glijden.

Doch eerst hult hij zich in een thermisch pak,
bestand tegen hitte, vochtigheid en ander ongemak.
Dan, met het hoofd vooruit,
strekt hij zich in volle lengte uit
en waagt zich langzaamaan naar binnen,
de toch naar 't onbekende kan beginnen.

Zodra hij op enige weerstand stuit,
trekt hij zich even achteruit
om daarna met vernieuwde kracht
verder door te dringen in de schacht.

Naar 't einde van de tunnel toe
begint hij te versnellen
doch stilaan wordt hij moe
en de schacht vernauwt, begint te knellen.

Hij weet dat hij de eerste is
die doordringt in deze geheimenis,
dat geeft hem plots weer nieuwe moed
zodat hij haastig verder doet.

En plots wordt alles licht en roze
zijn tocht eindigt met een schitterender apotheose.

(13.07.97)

De trein des levens stond hier even stil.

I.

Wanneer ik hier morgen weer zal staan
en gezond en wel naar huis kan gaan
dan wil ik eventjes héél stil
God danken voor Zijn Goede Wil.

Maar ... mocht het echter niet zo zijn
dank ik Hem toch voor vreugd' en pijn
die ik hier in het leven 
tot op heden mocht beleven.

17.06.92



De trein des levens stond hier even stil.

II.

De dokters hebben niet gefaald
ik het God zij dank gehaald;
ik kwam ook deze klap te boven
door te blijven hopen en geloven.

18.06.92



De trein des levens stond hier even stil.

III.

Er zitten negen hechtingen in 
het sneetje even onder m'n kin,
het is een centimeter of zes
want ik ging gisteren onder 't mes.
'k Zal me wel niet meer kunnen scheren
maar dat kan me nu echt niet deren.
't Scheelt tien minuten langer in bed
en ... een stoppelbaard staat ook wel net.

18.06.92



Dierenbegrafenis.

Het is een trieste dag vandaag,
we hebben juist ons wit konijn begraven -
het was al oud.
Het zal nu zelf nooit meer gangen graven
onder het kreupelhout.

Vader heeft een grafje gegraven
achter in de tuin,
daar waar lang geleden
hamster Joris werd begraven
en later Langoor, ons bruin konijn.

Het is een trieste dag vandaag,
het regent.
Het is alsof de hele wereld huilt met mij.
Maar ergens ben ik toch een beetje blij
want Blacky, ons konijn -
dat weet ik zeker -
zal nu wel bij de andere dieren
in de dierenhemel zijn.


(Uit het Dagboek van Jelle - 7 jaar)
Geschreven onder het pseudoniem Willem Pluizer

(29.12.1989)



Dierenorkest.

Ze zitten twee aan twee in 't gras
net zoals wij op school;
twee kikkers spelen kontrabas,
de krekel speelt viool.
Drie meesjes spelen piccolo,
een fuut speelt klarinet.
De haas bespeelt de piano,
een eendje speelt trompet.
De drummer is een ooievaar,
de das speelt saxofoon
en een konijntje speelt gitaar,
de bever vibrafoon.
De nachtegaal z'n solozang,
het mussenkoor 't refrein:
het is een leven van belang
maar toch klinkt het wel fijn.
De dirigent is Rein de Vos,
hij slaat gezwind de maat
en weldra trilt het hele bos
wanneer de maan opgaat.


(Uit het Dagboek van Jelle)
Geschreven onder het pseudoniem Willem Pluizer

(24.10.1992)



Dingen die je nooit vergeet

(opgedragen aan Dirk en Zoë - 16 september 1992)

Met je arm om de schouder
van je zoon,
samen 
kijken 
naar zijn pasgeboren dochter
en heel even je hoofd
tegen het zijne
en dat kneepje van verstandhouding
in je hand
en heel even
dezelfde tranen van ontroering en geluk.

"Hoe vind je haar Pa ?"
"Tof ... jongen".

Dominik.

Je bent nu niet meer moeders kleinste.
Er komt een ander in je plaats.
Je bent nu plots zoals de anderen.
Opeens een flinke grote baas.

Opeens gaat alle aandacht nu
naar dat kleine dingetje
dat daar spartelt in de wieg
reeds met een eigen zinnetje.

Natte luiers, flessen pap,
wassen, plassen, strijken.
Weerom tijd voor baby's bad,
waarnaar je toch zo graag komt kijken.

Je kan nu ook op 't kleintje letten
net zoals de groten doen,
toch blijf je voor je pa en mammie
een lieve, guitige kapoen.

Je deelt nu alles één maal meer
dan je deed voorheen,
echter de liefde van ons twee,
zijn nu dubbel om je heen.

Doopsel

Twee kleine mensen,
evenveel wensen
van hen die hen 't leven
hebben gegeven.

God's kleine Meesterstuk,
bron van vreugde en geluk.
Waar komen ze vandaan?
Waarheen zullen ze gaan?
Het antwoord hierop ligt bij God,
is bepaald door hun lot.

Bestemd om het Leven
verder door te geven,
zullen ze voortaan
hun eigen weg gaan,
door de Liefde gedreven
van hen die hen omgeven.

Wij wensen hen een goede start,
uit het diepste van ons hart.

Opgedragen aan Ziggy en Nicholas (10.03.96)

Droom ?

Ik droomde dat ik wakker werd
en naast mij - in bed -
lagen Cindy Crawford en Claudia Schiffer
- je kent hen wel - die twee bloedmooie
sterren met alles op de juiste plaats.
Ik was ten zeerste verrast en verheugd
tegelijkertijd en mijn verbazing steeg 
nog toen zij mij begonnen te zoenen en 
te knuffelen.  Ik kreeg het er warm en
koud van en voelde mij in de zevende 
hemel.  Ze deden nog meer leuke en 
opwindende dingen, waaraan ik enkel 
in mijn wildste fantasieën kon dag-
dromen.  Ik kon me niet meer bedwingen
en aan hùn fantasie leek ook maar geen
eind' te komen zodat ik uiteindelijk,
het leek wel na uren, volkomen uitgeput
maar voldaan in slaap viel en toen...
werd ik wakker.

(30/12/1992)

Duo ?

Er is 
iets mis
met mij.
Vergis
je niet
in wat
je ziet.
Spiegel
je niet
aan mij.
Ik dacht
ik wacht	al ben
nog wel		ik toch
even.		alleen.
Misschien	't Probleem?
gaat dit	Ik kan
over		er niet
maar nee,	omheen.
zover		Ik ben
ik weet		en blijf
ben ik		Schizo
steeds twee	en Freen.

(01.06.95)

Echt-genoten.

En als jij me dan in je armen neemt en teder zegt:
"Leg nu je hoofd maar op m'n schouder,
want ik hou van jou nog steeds oprecht,
zelfs al zijn we ondertussen heel wat ouder."

En als mijn hoofd dan aan je boezem rust,
in eind'loos zalig sluimerdromen
en jij me door de dunnerwordende haren kust,
is m'n geluksgevoel niet langer in te tomen.

Dan lig ik stil, genietend van je aanwezigheid,
aanschouwend in verbeelding de film der voorbije dag
met zijn probleempjes, zorgen maar ook vrolijkheid,
onze dochter, onze zonen, onze jongste's lach.

Dan besef ik plots hoe broos die alles is en teer,
net als een zeepbel, dansend in de wind,
die plots kan openspatten, maar dan voel ik weer
je zachte nabijheid en ben gelukkig als een kind.

Een mensenleven.

Knip, een schaar,
      een stuk van 't leven
Knip, 
      weerom een snipper bij
Op d’oceaan van mensen. 
Knip,  een schaar, 
       een draad,
       een stuk versneden,
weggeworpen maar. 
Knip snippers schaar! 
Knip manden vol
     snippers.
Knip.
      Een schaar knipt
snippers, stoffen,
	                draden.
Knip 
	schaar.
Een schaar knipt stukken 
	van het leven.
Een snipper schaar!

Een naam ?

Uit een glimlach ben ik geboren
en uit een zachte blik;
Ik bind mannen aan hun vrouwen
en moeders aan hun kind.
Een jongen en een meisje 
breng ik tot elkaar 
met een zachte teerheid, 
die spreekt uit elk gebaar.

Maar als ik sterf
-en dit gebeurt zeer veel-
dan breek ik menig hart;
dan maak ik plaats 
voor droefheid en voor smart.
Ik hoop dat ik je nog nooit ontgriefde,
maar als 'k voor jou reeds eenmaal ben gestorven, 
Hoop ik te worden weergeboren
-je kreeg mijn naam nog niet te horen?-
Het is een heel eenvoudige naam,
’t is “Liefde”.

Een vraag van een arme kleine jongen.

Waarom ben ik, het, die op school wordt nagewezen?
Is het omdat mijn vader stal?
Waarom worden die "Rijke Heren" zo geprezen,
dit 't volk bestelen, dat hen nu bestal?
Waarom kon ma geen brood meer kopen?
Waarom moest vader stelen gaan?
Is het omdat we niet konden betalen,
dat Pa de gevangenis in moet gaan?
Waarom is arm zijn een schande,
als men wil werken voor zijn brood?
En waarom pochen rijke luiaards,
en houden ze zich groot?
Zij moesten 't zijn die werden nagewezen,
die ongestraft hun gangen gaan,
en zich met geld en rijkdom hun straf afkopen,
als ze iets hebben misdaan.

Is arm of rijk niet enkel schijn?
Of is 't toch zo,
dat men in deze wereld niet eerlijk en oprecht
moet zijn?

En als mijn vaders stal, dan was 't niet om te stelen.
Hij zou nog eerder zijn armste bezit verdelen.
Maar als men niets heeft,
dan kan men niets weggeven.
Dan is men arm, dan heeft men honger,
dan moet men maar tot groot vermaak der "Heren",
in armoede en ellende kreperen.

Doch eenmaal dood is er geen onderscheid.
Dan is arm en rijk voor immer gelijk.
D'armen zullen de rijken wel vergeven !!!

Eenzaamheid.

Ik wou dat de tram steeds 
verder rijden zou, 
steeds verder; 
Ver, ver weg van jou. 
Dat mijn hart, 
in bloedende smart 
uiteengerukt, 
steeds verder, 
verder, verder 
van jou, 
zou sterven 
in eenzaamheid, 
want ‘k hou van jou, 
ontzettend veel van jou.

Eenzaam zijn.

opgedragen aan Daisy
En plots is er de pijn
van het eenzaam zijn,
verdwaal je in een labyrint,
ben je weer het kleine kind
dat bescherming zoekt in moeders armen
om zich te laten troosten en verwarmen;
ben je weer papa's kleine meid
zoals in lang vervlogen tijd,
heb je behoefte aan een schouder
ook al ben je nu reeds zoveel ouder.

Dan, te weten dat je in je eenzaamheid
toch niet alleen staat, geeft je zekerheid
om verder door te gaan,
niet stil te blijven staan.
En langzaam krijgt je leven weerom zin
en ben je klaar voor een nieuw begin.

(22/09/91)

Eerste huwelijkochtend.

Zowaar de aarde draait in 't rond
pluk ik de kussen van je mond
en de liefde die je doet blozen.

Ik hef het glas en breng terstond
een toast uit op de morgenstond,
getuige van ons minnekozen.

We hebben 't nachtelijk spel ge-
speeld,
jij hebt mij en ik heb jou ge-
streeld,
tijd nu op te verpozen.

Ik eet een appel en een peer
en wijl ik mij elektrisch scheer,
eet jij je yoghurt met frambozen.

(17/03/91)

Einde ... of begin ?

	Waarom
		kom ik ied're dag
	dichter bij het einde
en waarom
		verwijder ik mij verder van
't begin?
	Waarom 
		kan ik het einde
niet de rug toekeren
		en terugkeren naar
het begin ?
	of vind ik
het begin... bij 't einde
		als ik op 't einde
	weer opnieuw 
		begin ?

(19.09.90)

Einde ?

Als ik kon zien, zoals de blinde,
dan zag ik de meest fantastische kleuren;
als ik kon horen, zoals de dove,
dan hoorde ik de wonderbaarlijkste klanken;
als ik kon spreken, zoals de stomme,
dan sprak ik de ontroerendste woorden:
als ik kon lopen, zoals de verlamde,
dan liep ik door de prachtigste streken.
O, mijn God, wat zou ik dan volmaakt zijn.

Nu zit ik echter nietsziend, nietshorend,
stilzwijgend en versteend
als een volslagen idioot
te wachten op mijn dood.

(10.03.92)

EKSPERIMENT.

'k zag gister een eksperiment, 
waarin 'k mezelf weer kon vinden 
en ik vond me een belachelijke vent. 
Nochtans - de waarheid kwetst – 
heb ik getracht mezelf 
er weer uit te winden. 
'k ben er niet in gelukt 
en toen het voorbij en licht was 
in de zaal waarin ik zat, 
heeft iets in mij geveend, 
omdat er in de eksperimentele ondergrond 
achter de lach iets verborgen was. 
Dit iets heeft me geroerd en pijn gedaan, 
'waar 't anderen diende tot vermaak. 
Een "taste of honey" 
had voor mij een bittere nasmaak. 

Fascination.

Je mond is helrode vlam,
Je handen zijn blauwe elektriciteit,
Je ogen bliksem...

Je kus is vuur,
Je streling hoogspanning,
Je blik is kortsluiting...

Mijn lippen schroeien,
Mijn lichaam trilt,
Mijn ogen vonken...

Je blik brandt op mijn ogen,
Je lippen branden op mijn mond,
Je handen op mijn lichaam...

Ik voel op mijn huid
je lippen, je ogen, je handen...

Je melkblanke huid is lelie,
Je lippen zijn rozen,
Je ogen orchidee,
Je handen zonnedauw.
Ik voel je...

She loves me

just because I'm "Me"
She told me yesterday.
It really gave me
a feeling that 
I never had before.
She makes me happy.
She makes me feeling eighteen.
And I love her too
Just because she 's "She".

FINALE.

Met lome pas ben ik huiswaarts gekeerd 
nadat je me afscheid wilde kussen 
- maar j'hebt het niet gedaan – 
je wilde enkel maar. 
Of, wou ik het soms? 
Maar je hebt me weerstaan. 
Ik weet 't valt zwaar 
maar 'k 'wil de liefde rein bewaren, 
die ons verbindt. 
Eens toch zal je mij kussen, 
weet ik, 
Het zal geen einde zijn 
Maar een begin.

(1955)

Franse Les.

De les van Frans
is zonder zwans
één van de plezantste.
"Ons Moeke" is 
waar en gewis
één van d'interessantsten.

Nous voulons dans la nuit
mais nous faisons du bruit
comme les moteurs d'une machine.
"Madame" dit: "Taisez-vous"
mais nous bavardons tous
et elle donne la pipe à Martine.

Nu slapen er al
en men hoort overal
het snurken en gapen der koppen.
Eén let er op
krijgt een klop op z'n kop
d'anderen schieten met proppen.

(1953)

Galaxie.

Eens zullen wij elkander weer ontmoeten
wellicht pas over duizend jaar,
zullen we mekaar opnieuw begroeten
met een eenvoudig "hello jij daar".
Zullen w'elkaar opnieuw beminnen
zoals dit voorheen nooit kon zijn,
alles weer opnieuw beginnen
en samen één worden in vreugd' en pijn.

Misschien is het leven dat we leven
iets wat tot heden toe niet eens begon
en ligt het in ons beider streven
te beginnen wat tot nog toe niet eens kon.

Misschien is al wat we beleefden
niet echt gebeurd maar fantasie
was het een droom waarin we leefden
van een onwerkelijk Genie.

Of laten we ons leven
en zal de toekomst zijn
een echo van hetgeen we nu beleven 
maar dan een leven zonder pijn.

Als dan die echo pas
na duizend jaren zal weerklinken
en w'elkaar in 't spiegelglas
der toekomst zien verzinken.

dan pas... kunnen we echt opnieuw beginnen.

Gehoord in de wachtzaal van het UZA te Edegem (januari 1993)

"Ik moet straks aan een toestel voor NIER ANALYSE."
"Ik SUKKEL met hartklachten."
"Ik ben hier voor een LONGFUSIE."
"Mijn dochter heeft last van een huidaandoening
daarom zijn wij hier voor een afspraak met de ORNITOLOOG."
"Mijn vrouw heft een hernia en moet hier om de twee dagen een
FRAKTIE ondergaan."
"Mijn man wordt geopereerd aan zijn THERMOSTAAT."
"Ik krijg een nieuwe hartklep en een PEACE MAKER."



Goed gevoel

Waar is de vonk,
de vlam, het vuur
van vroeger?
Waar zijn de kriebels
in m'n maag,
de vlinders in m'n buik?
Waar is de tijd dat
ik op watten wolkjes liep
telkens jij me zoende
en ik mijn tijd vergat?
Die tijd toen ik jou
mijn liefje noemde.

Die tijd tikte traag voorbij
soms ook veel te snel
en bracht ons van 't verleden,
soms romantisch, soms fel,
naar een fantastisch heden.

(29.09.95)

Golgotha.

Belasterd en beladen 
met spot en gele haat 
der mensenbroeders -
mijn ziel wordt stukgeknaagd -
ga ik. 
Ik ben geen medelijden waard. 
Ik ben te dom om 't te begrijpen. 
Men spuwt en slaat me in 't gezicht. 
Maar met mijn ene oog -het and're is reeds dicht -
zie ik, wat zij, die mij nu schoppen en vernêren, 
in d' eeuwigheid, al leren ze het nog aan zovelen, 
beslist nooit meer zullen aanschouwen. 
Wel zal hen nog berouwen, 
een houten kruis, een doornekroon, 
een geseling, gespot, gehoon. 
Ik drink de kelk tot op de bodem leeg want, 
Ik weet... dat iemand me nu van hierboven gadeslaat,
dat hij reeds nu weet hoe het seffens gaat, 
dat de geschiedenis zich steeds herhaalt 
en dat Gods molen immer verder maalt. 
Ik weet dat ik niet d' eerste en ook niet de laatste ben. 
Maar ik weet ook dat ik nu reeds mijn bestemming ken.

Haiku's

De hond en de kat
samen vredig op de mat.
Tijdelijk bestand ?

Rottende blaren
in de tuin van het leven.
Vergankelijkheid?

De drenkelinge
ging driemaal kopje-onder
driemaal is scheepsrecht.

Het kankergezwel
leek onder de microscoop
eens zo kwaadaardig.

(19.03.96)

Heengaan

Je ging van mij heen
en liet me alleen
met mijn verdriet
en vele vragen,
en waar je nu bent
is me onbekend.

Maar op het einde
mijner dagen
zien wij elkaar weer,
hoe, waar of wanneer
zal ik mezelf steeds
blijven afvragen.

(11.02.95)

Heengaan

De dagen zijn als korrels zand
die door je vingers gleden
en plots was er die lege hand,
de laatste korrel was vergleden,
viel uit je open hand omlaag,
je laatste strijd was gestreden

en enkel God weet waarom juist vandaag.

(06.07.1993)

Heimwee

(naar de zomer van 1981)
Waar zijn de bergen?
Waar is de zon?
Waar zijn de wouden?
Ik zie ze niet
wanneer mijn geliefde
niet bij me is.

Waar zijn de ganzen?
Waar is de zee?
Waar zijn de krekels?
Ik hoor ze niet
wanneer mijn geliefde 
niet bij me is.

(oorspronkelijk geschreven in het Spaans
op het eiland Tenerife)


Herfst (2)

En bladeren vallen dwarrelend, bruin, geel,
rood;
en op het graf van vader, in de late najaars-
zon,
kleuren chrisanten, wit, geel, bruin;
en hier en daar
vlamt er wat purperen heide
tussen de grafstenen door;

en de glimlach van vader op de halfvergane
foto;

en de kleine hand van mijn kleinzoon van drie in de mijne;
("Dit is de papa van opa.";)

en de zon, de late herfstzon,
recht in m'n gezicht;
en de traan op mijn wang
door die zon?

en zal jij hier ooit staan
met je zoon van drie aan mijn graf
met zijn hand in de jouwe?
("Dit is de opa van papa.");

en zal diezelfde najaarszon
nog steeds schijnen?
en zal dan nog één traan
zijn overgebleven,
nog één blad, nog één bloem?
Of zal dit alles zijn verdwenen ?

(01.11.95)

Herfst.

Zoals de zomer zachtjes heenging,
zo óók ging jij heen
en liet mij alleen,
met slechts een mooie herinnering.

De mistomweven najaarsdagen,
waardoor ik doelloos dwaal
-op zoek naar ons verhaal-
zijn té zwaar om alleen te dragen.

En soms denk ik dat ik vaag je schim,
doorheen de flarden mist
-of heb ik mij vergist-
vóór mij zie opdoemen aan de kim.

Doch dan loop ik alleen, rillend en bang
weerom verder door
en bereid me voor
op een eenzame, koude winter lang.

(10.09.94)

Het eeuwig zijn.

Ik ben.
Nu ben ik.
Eén tel geleden wàs ik.
Morgen zàl ik zijn.
Wat gisteren nog toekomst was
is nu verleden tijd
en vandaag zal morgen gist'ren zijn.
En morgen en overmorgen
zàl ik zijn.
En wanneer ik niets meer ben
dan de schaduw van mijn verleden,
zal toekomst heden zijn;
zullen de kinderen mijner kinderen
mijn verre toekomst zijn.
Ooit zal een kleinkind van mijn kleinkind
mijn toekomst én verleden zijn.
Zo zal ik eeuwig in het heden,
de toekomst en 't verleden
               ZIJN.

(06.03.95)

Het eksamen

Het nadert, tergend langzaam, 
het wrede onbekende, 
het onverzadigbare beest, 
dat alles wat het vindt, 
vermorzelt en verslindt.

Het slaat de klauwen uit, 
we kunnen niet ontsnappen 
aan ‘t woeste beest, 
ik voel het reeds me happen.

En dan... ja ‘t is reeds te laat,
ik voel de hete adem
als het de muil openslaat 
om ons te verslaan.

Het woeste beest, 
dat eenieder vreest, 
is het eksamen, 
dat langzaam nadert, 
dat tergend langzaam nadert.

(1953)

Ik haat stations.

Ik haat stations
hun grijze hallen, hun grauwe perrons,
de vertrekkende treinen, 't irriterend gebons,
van de bonkende wielen der volle wagons.

O, ik haat het gezicht en gesteun en het sissen
van de loko die zich in beweging zet
en je ver van me meeneemt,
wéér zal ik je missen.

En ik had nog zoveel met je willen bespreken,
maar de trein die heeft zijn uur van vertrek.
Dus dan maar weer verlangend uitgekeken
naar een nieuwe ontmoeting, een volgend gesprek.

O, ik haat stations, als ze leeg zijn en kil,
wanneer ik wéér niet huiswaarts keren wil,
vooraleer de trein uit m'n gezichtsveld is verdwenen,
waarna ik terug de stad in ga, met loodzware benen.

Ik had vannacht een droom.

Ik ben een droom.
Ben ik een droom?
Ik ben in een droom.		Droom ik?
Of ben ik ?

Eieren - valse
	Niet de eieren walsen,
ze dansen Pasen.
	Paaseieren.
Bim Bam
Bim Bam
	Paasklokken
Liggende honden			huilen
	 kinderen		huilen
				
				honden
hond		waf-waf

Waarom geen kinderen toegelaten ?
Bé Bé
Non
	geen baby maar B.B.
		twee B's (twee borsten)

Comment ?
Ha!!	B.B.!!
	geen Paaseieren		maar
twee borsten.
		geen chokolade
		geen melkchokolade
Waarom geen Bébé voor B.B.?
Waarom geen Paaseieren?

Honden huilen
	nog huilen ze
	ze huilen tegen de maan
		de Paasmaan.
Paasmaan ?
		geen maan.
Wel sterren, véél sterren, Filmsterren
				B.B.

Filmsterren of melkchokolade?
		geen chokolade
			Geen B.B.
			Geen bébé.

Wel filmsterren		In bedden
grote bedden		warme bedden
met twee blanke borsten.

B.B. - BED - BORSTEN - BARSTEN - BONZEN 
		BILLEN - BIJTEN -
				BLOED	
	

Ik wil je

Als je wil
wil ik je.

Als je niet wil,
wil ik je toch.

Je wil niet
omdat je boos bent.

En als je boos bent
Ben je onwaarschijnlijk mooi.

Juist daarom wil ik je.

NU !

Ik wil wachten...

Ik wil wachten, wachten wil ik.
Naakt zoals Adam, eva wachtte.
Naakt ontdaan van alles;
en ongehinderd wachten op haar,
die komt in de naam van de Moeder,
naakt, ongerept als Eva.
Kan ik wachten?
Ik wil wachten
Tot zij komt, verlossend mij
van de gedachte
dat ik wachtte tevergeefs.
Wachten, wachten, niet om
mijn leven te versmachten.
Maar wachten, één ogenblik,
op haar die ik betracht.
Eén ogenblik duurt lang als men wacht.
Ik wacht nog steeds...

Illuzie.

Je hebt mijn hart
verward
zodat het sneller kloppen ging.
Je hebt me met één woord
bekoord
zodat een vreemde siddering
me beving.
Je bent zo agressief,
lief
en toch zo onbegrijpelijk.
Je bent charmant,
galant,
zodat je mijn ziel beroerde,
me vervoerde.

(1959)


Inglish Lessens.

A man with hair on his teeth,
was unlucky to break his two feet,
now he runs on his hands,
with his head in his pants,
and they all find he looks so sweet.

In winter it was very glad,
I slipped out and I lost my hat,
the milkman passed,
with a quick-step fast,
and he laughed but he felt self flat.

A man named Patrice,
was fond of ice,
but where he lived very hot it was,
and the ice melted quick,
he became the hick,
cause he was afraid to drown in the plass.

A certain Kasavoeboe
was visiting Honoloeloe
and he danced the Hoelahoep
with the Baloebatroep
while the Hawaian girls said I love yoe.

A ladykiller named Bill
was lucky when he could kill
then he pushed his knife
in his victims life
till it was calm and still.

A man who was known as a drinker
forgot to switch on his pinker
and he bumped into me
I fell on my knee
and I made him out for a stinker.

A black, a yellow and a white
were talking quiet
about a red one,
their discussing was strong
in large and in long
and they said that he was the wrong man.

Three little bulls were running fast,
the first, the second and the last,
They stopped and turned around,
ran with their heads to the ground,
The last, the second and the firsty,
they ran, cause they were thirsty.

Interludium.

Een meisje staat
    op straat en wacht.
Twee jongens wachten
op straat met een meisje.

Een jongen staat
    op straat en wacht
met een meisje.

Eén jongen wacht
    op de tram.
Ze wachten.
    Wachten ze af ?


Jenny

Ik hou ontzettend veel van je,
Zoveel, dat ik het niet kan zeggen.
Ik zou je nu meteen de wereld aan
je voeten willen leggen.

Indien ik rijk was
zou ik je miljoenen schenken;
indien ik priester was,
je in mijn gebeld gedenken;
indien ik sultan was
zou ik je door legioenen laten dienen;
was ik de grootste reder,
schonk ik je een jacht of tien en 
was ik petroleummagnaat
zou iedereen je in een reuze-slee
in elke hoofdstad zien.

Ik ben echter een gewone jongen,
zodat ik je van dit alles niets kan biên;
ik schenk je echter dit gedicht
en al mijn liefde,
opdat je weten zou
hoeveel ik van je hou.

Jubileum

Vijfenvijftig jaren van mijn leven
(ben ik) bij dezelfde vrouw gebleven,
samen lief en leed gedeeld,
Ons niet één minuut verveeld.
Samen (vijf) kinderen gekregen
zonder hiervoor hemel en aarde te bewegen
en deze kinderen, zoals 't moet,
als goede ouders opgevoed.
Zonder morren, zonder klagen
Hebben w'elkaars onhebbelijkheden verdragen.
In een huwelijk niet te vermijden
goede maar ook slechte tijden
wisselden elkaar
toch bleven we bij mekaar.
Ondanks vele tegenslagen
bleven we elkander schragen,
zelfs toen er barstjes kwamen
bleven we toch tezamen
en hebben we met veel geduld
die scheurtjes keurig opgevuld,
We hebben samen stormen getrotseerd
En hierdoor ook veel van elkaar geleerd.
We maakten mooie reizen in 't verleden,
Dit zijn romantische herinneringen heden.
En wat morgen nog gaat komen
Daarvan kunnen we vandaag reeds dromen.
Ik hou nog steeds van haar en zijn van mij
Dus zeg ik maar
nog eens 10 en als 't kan nog 20 jaar.

28.09.2018

Jules.

De laatste stappen galmen
door de kille marm'ren gang,
een deur slaat dicht;
de kist glijdt langzaam
naar 't verblindend witte licht,
het wachten duurt lang.
De grijze rook kringelt langzaam
uit de grote schouw
als laatste groet ten afscheid;
reeds wenkt de eenzaamheid
en resten enkel as en rouw.

Kanker.

Baso cellulair carcinoom,
fantoom
dat binnendrong in mijn leven;
hoeveel wil ik niet geven
om verlost te zijn van deze kwade droom.

Heel even
dacht ik er vanaf te zijn;
helaas de pijn
verdreef de hoop
en angst bekroop
me voor 't venijn
dat weer m'n lichaam binnensloop.

Hoelang nog
voor het einde?

(08/1989)


Kindervragen

Waarom vallen regendruppels naar beneden?
Komt dit door de zwaartekracht?
Waarom groeien de bomen dan naar boven?
Waarom schijnt de zon niet in de nacht?
Waarom is 't koud op beide polen
op 't topje van de wereldbol?
En waarom dragen schoenen zolen?
En waarom is een leeg glas nooit vol?
Waarom dragen de mensen kleren,
ze zijn toch naakt geboren?
En waarom hebben vogels veren?
En waarom staat de haan steeds óp de toren?
Waarom malen sommige molens water
en andere molens wind?
En waarom wordt het steeds maar later?
En waarom blijft een kind niet altijd kind?
Waarom heb ik acht vingers en twee duimen?
En waarom groeien aan een appelboom geen pruimen?
Waarom worden de meeste mannen kaal?
En waarom kreeg mijn zus proces-verbaal
voor fout parkeren?
En waarom kan een koe geen engels leren?
Waarom is honderd ton niet licht?
En waarom schreef ik dit gedicht?

Knikkers

Het leven is een spel;
wij zijn de knikkers.
De één is glad en fel,
de andere geschilferd.
Deze laatste rolt traag,
de eerste gaat snel
doch naar 't einde toe
van het Grote Spel,
komen we één na één,
de ene al snel,
de and're iets later,
allemaal weer tesamen
in één grote zak,
in der Eeuwigheid
Amen.

(22.03.95)

Kompositie.

De muur is groen... Het is een groene muur.
Als ik hem bekijk word ik groen van ergernis.
De strijkplank is wit, omdat dit meer etikette geeft
als 't meisje strijkt in witte schort...
of de vrijgezel, de mouwen opgerold,
het witte laken van de strijkplank met druppels zweet bevuilt...
of de moeder die huilt
omdat ze de bruidsrok van haar oudste dochter schroeide,
net toen de melkboer belde,
die op zijn beurt het nieuws in de hele buurt vertelde;
zodat nu witte strijkplank staat tegen groene muur
- de rok ging naar de wasserij -
waartegen ik mijn ergernis zit uit te schreeuwen.


Kosmos.

Twee korrels zand, op 't strand bij lage tij,
door de vloed aan land gedragen,
schijnbaar onverschillig, reeds in verre dagen,
dat ben jij, dat ben ik, dat zijn wij.

Kruispunt van oneindigheden,
een onstuitbaar verlangen,
in sekonden gevangen,
toekomst, heden en verleden.

Stil, en zonder vragen 't antwoord wetend,
't onvermijdelijke ondergaan,
't onweerstaanbare niet weerstaan
en even... al de rest vergetend,

dat bij jij, dat ben ik, dat zijn wij.

Kruisvaarder Anno 1977.

Slechts éénmaal heb ik het gedaan:
een and're burcht ingenomen
maar het is me slecht bekomen;

dezelfde nacht nog ben ik naar
mijn eigen slot teruggegaan
en heeft mijn burchtvrouw mij weerom
liefdevol tot zich genomen.

14/12/1992

Laatste zonnestraal.

(bij het heengaan van mijn vriend en kollega Julien)

Wanneer ik dan ben heengegaan nadat
ik nog een late vogel hoorde fluiten en 
jij het raam hebt dichtgedaan, terwijl ik,
alvorens voorgoed de ogen te sluiten, een
laatste zonnestraal, die door de late
lentelucht de kamer nog kwam ingeglipt,
net op de spiegel terug zag stuiten
dan hoop ik dat je dit moment, juist zoals ik,
voor immer in je hart zal sluiten en in 
vage herinnering, vaak met weemoed,
terug zal denken aan dit ogenblik, waarop ik je 
aan het raam zag staan in de gloed
van de ondergaande zon en jij me
zachtjes heen zag gaan toen ik aan 
m'n laatste reis begon.

(05.07.90)

Lapsussen

Waarschijnlijk stond de koerier vorige maal voor
een gesloten deur en is hij toen, zonder aan te 
bellen, dooDgereden (als hij dan nadien maar niet
doorgereden is).

Bij het oversteken van zijn staaRt is hij gestruikeld
en op zijn gezicht gevallen (gelukkig dat het in zijn
eigen straat gebeurde).

Vol trots hing hij het met diamanten bezette gouden
keteLtje aan haar hals (hopelijk was er ook een keten-
tje bij).

Op zijn verjaardag wilde zij hem op een barbecue veRas-
sen (van een verrassing gesproken!)

(28.02.97)

Lentekriebels

Een dag in mei
op een terras
vlak in de zon.

Een lichte bries,
een frisse pint,
geurend gazon.

Enk'le vrienden,
ook een vriendin,
leuke muziek.

Een vrije dag
zo tussenin,
dit is uniek.

(04.05.95)

Le poète.

Les cygnes glissent sur l'etang
en regardant
les singes blancs
se balançant
dans la feuillage
d'un arbre rouge
sur la plage.
En se balançant
les singes crient
et moi j'embrasse la jeune fille
qui est assise à côté de moi
dans l'ombre de l'arbre rouge.
Il n'y a plus de vent, ni de soleil,
ni personne qui bouge.
Il n'y a que les cygnes sur l'étang,
les singes blancs, nous deux
et l'arbre rouge.

Levenskoers

Bedenk dat je leven
steeds korter wordt
naarmate je dichter
bij 't einde komt.

Het spannende hierbij
is dat je niet weet
wanneer je uiteind'lijk
de eindmeet bereikt.

Limericks

Een sportwonderkerel uit Melle,
had trofeeën haast niet te tellen,
'n gouden wiel, 'n gouden schoen,
was zelfs bokskampioen,
maar thuis had hij niks te vertellen.

De meid van de bakker uit Loenen,
werd onlangs dis-kuskampioene,
't was geheel onverwacht,
niemand had het gedacht,
maar jongens, wat kon dat kind zoenen.

Een bekend koereur uit Stavoren,
die heeft wat men noemt grote oren,
en haast iedere week,
wint hij in elke streek,
behalve bij veel wind van voren.

Een limerickschrijver uit Eegem,
zat om 't rijmwoord op "shotten" verlegen,
hij wou raad in 't kort,
schreef naar Berchem Sport,
doch een antwoord heeft hij nooit gekregen.

Een duivenmelker uit Oostende,
die niets van duivenmelken kende,
molk in januari
een keer zijn kanari,
maar mensen was dat een ellende.

Een speerwerper uit Dendermonde,
had een nieuwe stijl uitgevonden,
wierp z'n speer met veel zwier,
van Basschaat tot in Lier,
daar heeft men ze echter nooit weergevonden.

Een doelwachter uit eerste klasse,
stond tegen z'n doelpaal te plassen,
hij kreeg prompt z'n ontslag,
niet omdat dit niet mag,
maar hij had zich die dag niet gewassen.

Een gekend fluitenier uit Ternat,
die boorde in z'n neus eens een gat,
dan moest hij maar snuiten,
wanneer hij wou fluiten,
als hij soms eens z'n fluitje vergat.

Een bokser werd gek van verlangen,
z'n vrouw wou zich niet laten vangen,
ze was niet meer akkoord,
zich als zak aan een koord,
als punchbal te laten ophangen.

Een marathonloper uit Essen,
liep steeds met veel vijven en zessen,
zijn marathon gezwind,
en zo vlug als de wind,
doch hij liep hem met twaalf vitessen.

Een zwemkampioene uit Tienen,
kon maar geen medailles verdienen,
zij riep aldoor: "O, nee,
ik ga steeds naar benee",
misschien helpt hier wel aspirine.

Een aapmens woonachtig in Kongo,
die speelde fantastisch op bongo,
op fluit en klarinet,
orgel en schuiftrompet,
en hij danste ook nog flamenco.

Een zwemwonder uit Zoutenaaie,
die had steeds wat last bij het draaien,
't ging maar steeds weer verkeerd,
want men had hem geleerd,
bij de bel, naar de 'flush' te graaien.

Een kerel uit Sars-la-Buisière
die zorgde voor heel wat misere
en dan vond hij 't nog tof
dat men heel zijnen hof
gratis ondersteboven kwam keren.

Als je ooit je huis wil wilt verbouwen
of een extra kelder laat bouwen
is er slechts één adres
hij springt steeds in de bres
"Dutroux" is hét huis van vertrouwen.

De zoon van een Brasschaatse kapper
wordt van dag tot dag steeds maar rapper
in 't knippen van vrouwen
juist voor ze gaan trouwen
maar maakt ze daardoor heel wat knapper

De vrouw van een smid uit Terhagen
die had wel last met het dragen
van een vals gebit
want ze dierf de smid
er geen voor zichzelf te vragen

Een radiopiraat kon 't niet kroppen
dat hij 't zenden diende te stoppen
maar zonder subsidie
of steun noch dotatie
ging 't station finaal naar de knoppen

De meid van de bakker uit Loene
werd onlangs dis-kuskampioene;
't was geheel onverwacht
niemand had het gedacht
maar jongens, wat kon dat kind zoenen

Een ijsventer kon het niet laten
om steeds met z'n klanten te praten,
zo kreeg ieder zijn zeg
maar zijn ijs dat smolt weg
en dàt had hij niet in de gaten.

Een brandweerman uit Averbode
- hij heette met z'n voornaam Lode -
was een kei in 't blussen
van vurige kussen
die geredde dames hem boden.

Een K.B. kassier uit Westmalle
heeft ideeën, niet eens zo'n malle:
hij heeft aan z'n loket
een frituurke gezet
en bakt nu friet en bitterballe.

Burgemeester José uit Voeren
die raakte zo over zijn toeren
waardoor hij persee
de haan en de lee(uw)
met dezelfde 'Hap'-jes wou voeren.

Ons aller minister dehaene
die reed ne keer over de bane
tegen méér dan genoeg
maar zei, toen men 't hem vroeg:
"dat heeft mijne dochter gedane".

Een minister uit Hongarije
die had wel wat last bij het vrijen
omdat zijn verloofde
steeds de lichten doofde
en de ogen sloot onder 't rijen.

In Cannes op het strand op een badmat
daar zat een mevrouw in haar zitbad
op haar dooie gemak,
zonder zwem- of badpak;
het is raar maar in Cannes daar kan dat.

Een kip uit het hok van boer Floren
was gek op de haan op de toren
maar die wilde haar niet
en zoals je wel ziet
staat hij daar nu achterstevoren.

De vrouw van de vuurtorenwachter
haar eitjes die worden steeds zachter
en een hardgekookt ei
is er zelfs niet meer bij
want haar uurwerk loopt steeds weer achter.

Een jockey uit Wechelderzande
die als eens naast zijn paard belandde
stak op een dag het bit
in zijn eigen gebit
en draagt nu zijn merrie op handen.

Een operazanger uit Wenen
gaf een galaconcert in Menen
maar een ander geluid
dan gezang kwam er uit
want hij had die dag zere tenen.

Een kameleon uit Kameroen
had op een dag niet zoveel te doen
dan zich te vervelen,
met zijn tenen spelen,
tenslotte ergerde hij zich groen.

De hond van een jager uit Schoten
werd door zijn baas teruggefloten
omdat hem bij 't leren
van het apporteren
steeds weer tranen in d'ogen schoten.

En gekend artiest uit Ertvelde
die kijkers en luisteraars kwelde
gaf steeds voor zijn fans
een show zonder zwans
als ze er een handtas bestelden.

Een piraat van de zeven zeeën
die kreeg zek're dag barensweeën
en toen bleek hij een zij
die eens bij lage tij
met een zeemeerman had gevreeën.

Een suikerbietteler uit Tienen
dié dacht van wat bij te verdienen
met het planten van "weed"
maar nu zit hij, 't is wreed,
in de Begijnenstraat te grienen.

Een preutse mevrouw uit Sint-Truiden
hoorde 's nachts steeds rare geluiden,
zij keek onder haar bed,
reageerde ontzet
toen daar een scheepsbel hing te luiden.

Een leerling-piloot uit Tervuren
wilde dolgraag een jet besturen,
hij klom stiekem aan boord
maar men had hem gehoord
en zo vloog hij tussen vier muren.

Een coloratura uit Rome
had problemen om klaar te komen
met haar hoge Re
want het viel niet mee
om boven het koor uit te komen.

Een dame uit Wechelderzande
die deed het altijd met haar tanden,
zo ontstak zij in bed
sigaar of sigaret
zonder haar vingers te verbranden.

Een knoopsgaatje kon het niet lijden
dat een knoop steeds uit haar bleef glijden
daarom sloot zij kordaat
haar lippen om de draad
tot bevrediging van hen beide.

Loesje

We hebben thuis een poesje
dat vind ik toch zo lief,
haar troetelnaam is Loesje,
ze is mijn hartedief.
Ze heeft een glanzend vachtje
zo donker als de nacht,
dat ik eens graag wou strelen
want het lijkt toch zo zacht.
Haar zachte roze lipjes,
haar neusje altijd nat,
zou ik wel willen zoenen,
het is een echte schat.
Ze lijkt echt om te stelen
maar ma vindt mij te klein
om met die poes te spelen
want z'is van porcelein.

'Uit het dagboek van Jelle'
Willem Pluizer
06 oktober 1992

LOT(TO)

Is het God
of het Lot ?

Tweeënveertig ballen
waarvan er zeven 
naar beneden vallen.

Zes kruisjes
veranderen een leven.

Ik zit ongelovig
in m'n zetel nog even...

Is dit het Lot
of de Hand van God ?

(18/03/91)

"Magnum Opus"

Terwijl mijn lichaam opensplijt,
zie ik je spiegels breken,
voel ik de vele woorden die we zouden spreken,
gedurende sekondenlange eeuwigheid.

Als een volleerde amazone,
berijd je mijn "Pegasus",
ontvang je zo m'n innigste kus,
en laat me in je wonen.

Met feestelijk gewaad getooid,
in dit grootse ogenblik verloren,
voel ik het, nù wordt ons jongste kind geboren,
ons "Magnum Opus" wordt voltooid.

Melancholie.

Ik zit op een bank
en ruik de stank
der rottende blâren
en 'k voel de ochtendweke
vrouwennabijheid van de dood
die d'herfst wil bewaren.

Naast mij op de bank
zit een gestalte, slank,
rijzig en bleek
en 'k voel me leeg
net alsof niet zij
maar de dood naar me keek.
Haar kus op mijn mond,
haar haren blond,
haar diepblauwe ogen als sterren,
doen me mezelf zaliggevoelen
in de wijdse vergetelheid van de dood
die me wenkt van verre.
Hoe dichter zij komt
als geliefde vermomd
hoe meer ik weer tracht
naar aardse liefde en vreugde 
menselijk leed en smart,
naar rijkdom en macht.

Ik zit op een bank
naast mij rijzig en slank
met haren blond
bevindt zich een gestalte,
ze staat op, nadert
en zet zich aan mijn voeten
op de grond.

Ik zit op een bank
ik ruik de stank
van blâren die sterven,
mijn droombeeld is weg,
vervaagd in het niet,
ik voel dat ik ga sterven.

Mijmering.

Je streling is herinnering
aan verre zeeën bij fluwelen
zonsondergang.
Je kus is heimwee
naar machtig ruisende
woudgalerijen
in trillend zongeschilfer.
Je adem is zefier
door je haar
op het warme strand.
Je blik is fata morgana
in schrale zandwoestijn.
Je lichaam is oase
in zinderende schroeizon.
Je haren zijn herfst
over de wijde landerijen.
Ik ben gelukkig,
Ik ben rijk aan geluk,
Ik ben rijk,
want jij bent van mij.

Minnedicht.

O, heerlijkheid
in uw aanwezigheid
te mogen toeven,
de nabijheid
van uw zachtheid
te mogen proeven.

O, zaligheid
uw tederheid
te mogen smaken,
de gelukzaligheid
van uw lieftalligheid
te naken.

O, zoete pijn
uw aanwezig zijn
te verdragen,
zonder één te zijn
toch met je samen zijn
tot het einde mijner dagen.

Mooi meegenomen.

Hoera, ik heb weer inspiratie,
het lege blad dat voor mij ligt raakt stilaan
vol;
dit is toch werkelijk al te dol.
Waar haal ik - in 's hemelsnaam - al deze
informatie,
ik ga gewoonweg uit m'n bol.
De muze die me nu al maanden
vermist of zelfs "ad padres" waande
staat plotseling weer aan mijn bed
en ik - ik hield het bijna niet meer voor 
bestaande -
hem te terug aan 't schrijvelen gezet.

Ik hoop nu maar dat wie het schrijven werd
belet
door gebrek aan inspiratie en dit stukje
nonsens leest
hierdoor voor eeuwig en drie dagen van die
rare kwaal 
geneest.

(23/09/91)

Nieuwjaar 1993

De vuurpijl schiet
sissend snel omhoog

komt naar omlaag
met een wijde booog

en boort zich tergend traaag
in d'oude vrouw haar linkeroog.

De klinimobiel is snel;
de pijn is fel.

01/01/1993


Nostalgie.

En plots is er iets mis
in je geordende leven,
besef je heel even
dat iets verdwenen is.

Je kan het niet omschrijven,
je mist het gewoon
- wellicht was 't te schoon -
waarom kon het niet zo blijven?

Je krijgt een akelig gevoel
denkt met weemoed en spijt
aan je jeugd, aan vroegere tijd,
aan die zorgeloze vrolijke boel.

Je snakt naar adem met dichtgesnoerde keel
je hart gaat als 'n razende te keer
je dreigt te stikken, je weet het niet meer,
het wordt je allemaal een beetje teveel.

't Klamme zweet breekt je uit,
je zou wel kunnen huilen
en het heden met het verleden willen ruilen
maar helaas dat kan niet: je moet vooruit.

Wat die onbezorgde tijd van weleer,
die kommerloze jeugd, die komt nooit weer.

(11/1989)

Onafscheidelijk duo.

Je kan er mee lachen
je kan er mee huilen
maar soms staat zijn hoofd
vol bulten en builen;

hij springt in het rond,
rolt over de grond
en danst gezwind
net als de wind
over de plassen en sloten
door putten en kuilen.

En als ik ga wandelen
loopt hij met me mee;
mijn opa en ik
zo zijn er maar twee.

Uit het 'Dagboek van Jelle'

28/09/1998



Onafscheidelijk

Het leven is een Plus, een Min;
een Yin, een Yang, Eind' en Begin;
de Maan bij nacht, de Zon bij dag;
Verdriet: een traan, Geluk: een lach;
is Vraag en Antwoord, Eb en Vloed
is Zon en Regen, Kwaad en Goed.

Het Ene vult het And're aan,
is niet van elkaar te scheiden.
Zo ook zijn Wij van nu af aan:
een Vrouw, een Man, Wij Beiden.

(23 september 1993)



Onbereikbaar ?

Annemie, mijn kind,
ik weet het, het kan niet.
Of beter gezegd, het kan maar...
het mag niet.

Waarom het niet mag,
dat weet ik wel, maar jij niet,
of weet jij het ook
en is dat je verdriet.

Mallorca was mooi,
dat kan jij niet vergeten,
mij echter wel,
dat heb ik altijd geweten.

Want eens komt de dag
dat onze wegen zullen scheiden.
Vergeet echter nooit de prettige kantoortijd,
die wij gehad hebben beiden.

Annemie, mijn kind,
misschien kan het toch?

Onmogelijk?

Al de liefde van mijn vrouw,
de liefde van mijn kinderen,
kunnen mijn onmetelijke liefde voor jou
niet verhinderen,
niet verminderen.

Ik weet nu dat je van een ander houdt,
dat ik niet meer mag hopen,
dat je me nog wel als goede kameraad beschouwd
maar daarmee afgelopen,
mijn geluk verzopen.

"Zes maanden lang was jij mn liefste"
een variante op een lied,
"Zes maanden lang was jij m'n liefste"
Maar langer reeds duurt mijn verdriet,
en jij begrijpt het niet.

Indien je wist hoezeer ik lijd
en tracht me groot te houden
in jouw aanwezigheid
en denk aan hoe we zouden
van elkander kunnen houden.

Zelfs nu ik heel je waarheid ken,
maak je me toch gelukkig,
telkens ik in jouw gezelschap ben
voel ik me gelukkig,
bén ik echt gelukkig.

Oudejaarsavond

De laatste stappen van het jaar
Klinken hol in de verlaten straat
Terwijl de torenklok haar laatste
Twaalf tonen slaat
Wensen wij enkele leuke
Dingen aan elkaar
Maar we zijn ons niet bewust
Van het gevaar
Dat ons wellicht morgen reeds
Te wachten staat.

Ouverture.

Met een blik als kristal
uit je reeënogen,
met een kus als wijn
van je rozenmond,
met een streling als wind
van je snarenvingers,
bekoorde je me
reeds vanaf d'eerste stond.
En ik heb je gekust
en ik heb je bekeken
en je hand heeft in de mijne gerust.
En ik heb je gestreeld
en het is gebleken
dat jij ook mijn kussen lust.
Je blik bewaar ik in mijn ziel
als een kristallen flonkering,
je kus bewaar ik op mijn mond
als een rode schittering
en je streling houd ik in mijn hart
als een nietgehoorde tokkeling.
Je kus, je streling en je blik,
tesaam met heel je wezen,
doen me vergeten waar ik ben,
doen me alles, alles vergeten.

Schoonheid is een onbepaald iets,

Het zegt alles, en toch ook weer niets.
Wat d'ene mooi vindt zal een ander slechts even beroeren,
Een eenvoudig ding, misschien zelfs een scherf,
zal weer 'n ander ontroeren.
Zo is er in heel het spel der natuur,
Geen stonde, geen ogenblik, zelfs geen uur,
Waarin we iets kunnen bewonderen
dat ons wordt geboden door de kunstenaar:
Een doek, een gedicht, een lied een gebaar;
hoe eenvoudig het ook moge weze,
steeds verdient het te worden geprezen.

Maar, oh, hoevelen lopen stom in deze stomme wereld,
waarin nochtans zoveel moois ligt bepereld.
Eén enkel mooi ding kan een heerlijke herinnering zijn en blijven,
en bij smart of moedeloosheid of tegenslag
de duisternis verdrijven.
Dikwijls kan het simpelste steentje, een gedroogde bloem of tak,
na jaren nog spreken van een gelukkig hart,
een zielsverheffend ogenblik; waarbij de schoonheid
der natuur ons innigste wist te roeren
en hoger op te voeren.

Waar dient schoonheid dan gezocht?
Wel overal, maar eerst in 's mensens eigen hart;
want wie de schoonheid daar niet vinden mocht,
Hij vindt ze nergens.
En zei ik het U reeds niet dat het een kunst was ze te vinden?
Wel, kijk dan maar eens rond,
Ik wed dat ge terstond
toch wel ergens,
iets moois zult kunnen bewonderen.
En vraagt iemand me soms of ik de kunst versta
iets te bewonderen, dan zeg ik "Ja!"
En vraagt iemand me soms: "Waar vindt en ziet gij dan 
iets schoons?"
Dan antwoord ik hem; "Overal", zeer gewoon.

Want weet, dat velen het schone betrachten
en het verre zoeken gaan, niettegenstaande 't zo dichtbij is.

Schoonheid ligt in de eenvoud der dingen:

In 't zingen van een vogel,
In wat late zon door een oude ruit,
In 't biddend vouwen van moederhanden.

Overschouwing.

Bekommerd reeds om 't verre sterven
heb ik de ogen dicht gedaan
en mijn Heer en God gebeden
mij de fouten te vergeven
die ik maakte in dit leven
de vergeving gevraagd
om hetgeen ik heb misdaan.

Met m'n handen saamgevouwen
kon ik mijn leven overschouwen
en begreep ik waar ik faalde,
waar is slechte cijfers haalde
en vroeg me af waarom 
ik je niet altijd
wou vertrouwen.

O, wat is het fijn.

O, wat is het fijn
om ziekenhuispatiënt te zijn:

Naast je 't gekreun van "kamer zeven"
en het gestommel op de gang
wat maakt die "tumor" toch een leven
waar blijft de nachtverpleegster nu zo lang.

Daar lig je dan in 't witte bed,
je hoort nog even één der cirkelzagen,
dan wordt de tijd een tijdje voor je stopgezet
en hoor je eventjes niet meer het jammeren en 
klagen.

En plotseling is het er waar
het hoesten en het niezen
en ook je hand is er niet meer;
die moest je toch verliezen.

Het is een drukte van belang
Zowel binnen in je kamer als buiten,
en stapt een knap verpleegstertje door de gang,
wat jammer dat je nu niet meer op je vingers kan
fluiten.

Op televisie in kamer tien
start het programma "Tien om te zien"
en uit de rouwkamer klinken gedempt gebeden
voor een schoonmoeder die zo pas is overleden.

Op kamer negen wordt de radio keihard aangezet
en plotseling moet je dringend naar 't toilet.
En dan opeens ... een scheut van pijn
daar waar je hand had moeten zijn.

En bij 't horen van Satchmo's "I think to my-
self"
denk ik bij mezelf;
O, wat is 't toch fijn
ziekenuispatiënt te zijn.

(24/09/91)

Pasen.

De lente is weer in het land,
m'n hond graaft kuilen in het zand
terwijl ik lig te zonnen.

De winter is weer overwonnen,
ik zie een krokus in het gras
die er gisteren nog niet was.

En morgen als de kleinkinderen komen
dan zijn de klokken weer uit Rome:
de Paasvakantie is begonnen.

(30/03/91)

Pensioen

Ik stop,
ik kap er mee,
het is genoeg geweest.
'Stoppen met werken'
een zalig idee.
Enkel nog tijd
voor ons twee;
voor wat je graag doet,
alles kan, alles mag,
niets moet.

Meer tijd voor huis en tuin
en voor elkaar,
voor reizen en luieren,
met de kleinkinderen kuieren
op de markt, in een pretpark
of in een speeltuin.
Gaan wandelen op de hei
of in het bos;
op je rug onder een boom
in het zachte mos.

Tijd voor een krant,
voor een trip op de fiets,
voor toneel en muzie,
een partijtje schaak,
een spannend boek
of een mooi gedicht.

Nog heel even en ...
het einde is in zicht.

(28.04.97)

Perpetuum Mobile

De dood is niet het einde
maar een nieuw begin.
Door de dood krijgt het leven
een diepere zin.
Is niet elk nieuw begin
Het vervolg op het einde?

(06.03.95)

Perspektief

De jonge aanstaande moeder,
zeven maanden zwanger.
Bij 't begin van ied're nieuwe dag
een klein beetje banger
voor de komst en toekomst
van het eerste kind.

De nieuwjaarsbrief
van een kind van zeven
- met voor zich nog
een zee van leven -
met welgemeende vredeswensen
voor iedereen die het bemint.

Z'n hoofd vol boekenwijsheid,
de eindejaarsstudent,
door het studentenleven
en de centen van pa verwend.
In de eksamentijd,
vol spanning, bang om af te vallen.

De jongste bediende
in 't bedrijf net aangeworven,
nog wat bedremmeld, schuchter
en onbedorven,
zich afvragend of ze bij haar chef
wel in de smaak zal vallen.

De oudere werkman op het bedrijf
die aan 't einde van de dag
dankzij z'n goeie staat van dienst
weerom ontsnapte aan 't dreigend ontslag
en reeds hoopt, in stilte,
eerlang zijn eerste pensioen te innen.

En het oudere gepensioneerde paar,
elke dag weer tevreden
over de voorbije dag
en een fijn verleden
met de wetenschap
ooit eens weer opnieuw te beginnen.

Petite Fleur

Niets
      en om mij heen is het stil.
Ik hoor alleen
	hetgeen 
	ik horen wil.
Ik hoor alleen 
	een hart
dat spreekt
    breekt
           en dan sterft.

Piano.

Speelt gij Bach?

Speelt gij Bach?

Speelt gij Bach
                of Mozart ?

Speelt gij Mozart, Grieg of 
Beethoven?

Speelt gij…
Of wordt gij bespeeld?

Ik speel 
          piano.

Witte toetsen, zwarte toetsen, 
Wit en zwart is grijs. 
Grijze stof op gele toetsen 
van 'n oude afgedankte piano. 

Vergeelde toetsen. 
Vermolmde piano. 
Kreunt gij
	       of speelt gij Bach?

Wat in 'n bomenschaduw

verlangend lokt in koele lentelucht,
is iets wat niet begrijpen kan
de stomme afgestompte stedeling.

In schoonheid van een bomenschaduw
ligt schoonheid van 'n opbloeiend
jonge natuur.
In schoonheid van een flarden
pianoklokkenspel;
In schoonheid van een naakte,
sluieromweven vrouwenfiguur,
ligt schoonheid van een wildopborrelende,
stuwende kracht.
De driftige kracht die én rozeknop
én bot doet openbarsten.

Wat vindt men niet in schaduwen?
Als ze geboren worden, kort,
glijden ze af
naar het langer worden van de dood
en sterven in de bleke schijn der maan.

Bomenschaduwen sterven.

Bomen knoppen, botten, leven
in een jonge krachtige natuur.

Race.

Sneller, sneller,
-honderd vijftig, honderd zestig-
met een sportcar,
Sneller sneller
naar tweehonderd toe.

Verder, verder, 
-honderd vijftig, honderd zestig-
van een meisje weg,
Vlugger vlugger,
naar tweehonderd,
    naar die bomen daar,
        naar het einde toe.

Romantica.

Eerst laat je me doen,
dan zeg je: "niet doen",
toch kus je me op m'n mond.
Ik laat je begaan,
dan zeg je: "'k moet gaan",
mijn handen dwalen reeds rond.

Ik zoek en ik vind;
door hartstocht verblind,
je komt even weer dichterbij.
Je streelt me heel zacht,
ik ben in je macht,
ik voel, wat ik wil dat ben jij.

Je aarzelt nog even, ...
dan voel ik je beven,
je wil net hetzelfde als ik.
Je opent je lippen,
laat me binnenglippen
en verlangen straalt uit je blik.

Toch ben je verlegen,
hou je me nog tegen,
je weet niet zo goed hoe het moet.
Maar dan laat je je gaan
en wij spelen spontaan
"t eeuwig spel van ebbe en vloed.

(25.07.92)

Rooky.

Daar sta je dan
als "kleine" man
een stipje op 't gazon
en vraagt ja af waarom
je aan dit avontuur begon
het lijkt nu plotseling zo dom.

De werper trekt zich traag op gang
't lijkt eindeloos te duren
wat duurt en duurt en duurt het lang
eer hij de bal naar je toe wil sturen.

De spanning rond het veld is te snijden
de konfrontatie niet meer te vermijden
je bent één en al koncentratie
de volgende sekonde: sukses ofwel frus-
tratie.

En dan gaat alles snel:
wanneer de bal het slaghout raakt
en elke vezel in je kraakt
terwijl het stadion eksplodeert
en het publiek als één rechtveert
volg je de bal terwijl je rent
en op weg naar je eerste home run bent.

(23/09/91)

Samen.

Ik hou 
van jou!
Hou jij 
van mij?
Mijn vraag 
vandaag:
"Blijf jij
bij mij?"
De nacht
die wacht
'k verlang
reeds lang
naar jou
mijn vrouw.
Jij wacht
zo zacht.
Begin,
bemin.
Eerst koel
dan zwoel,
dan snel
en fel.
Omhoog
een boog,
dan traag
omlaag.
Geboeid,
vermoeid.
Wij twee,
tevree
samen,
Amen.




Slechts openen in geval van nood.

Daar lig ik dan opgebaard
in mijn sarcofaag,
omgeven door bloemen en wierrook
en een rossige schijn 
bedekt reeds mijn gelaat.

Zes kaarsen branden nog:
twee aan m'n hoofdeinde,
twee aan m'n voeteinde,
één aan m'n linker- en 
één aan m'n rechterzij.

Straks gaat het deksel dicht
zie je enkel nog m'n gezicht
doorheen het venstertje
dat erin zit.

En in geval,
enkel in geval van hoge nood-
ik ben misschien nog niet
hélemaal dood-
mag je het deksel nog één maal
oplichten en...
als iedereen dan weg is,
mag je nog één maal, 
een allerlaatste maal,
naast me komen liggen.

(28.09.90)


Snoepje

Mooi melkchocolaatje
in het uitstalraam
van een etablissement
in het schaars verlichte straatje
voorbij Roze-lampjeslaan,
hoe ben je hier terechtgekomen,
waar kom je eigenlijk vandaan?

Waren het je jongemeisjesdromen
die je deden besluiten weg te gaan
van de Seychellen of Azoren,
van je eiland in de Stille Oceaan?

Mooi melkchokolaatje
in fluorescerend wit satijn verpakt,
met je nageltjes bloedrood gelakt,
dacht je hier wat te verdienen
of liep je enkel maar verloren?

Mooi melkchokolaatje
wat doe je eigenlijk hier?
Zijn je jongemeisjesdromen
dan toch niet uitgekomen
en werd je daarom dan maar
een meisje van plezier?

(20.01.95)

Spelen (?)

Een zeker Saddammetje
speelde met zijn stoomtrammetje
maar dit spelen 
begon hem te vervelen.

Een zeker Hoesseintje
speelde met zijn elektrisch treintje
maar zoals bij velen
begon ook dit te vervelen.

Een zekere Saddam Hoessein
wou ook een oliesheikje zijn
maar zeer tot zijn spijt
kon dit slechts in Koeweit
dus wou hij daar gaan spelen
daarom gaf hij bevelen
dit staatje te annekseren
zodat hij daar kon gaan regeren.

Een zekere Saddam Hoessein
- een kerel vol venijn -
wil nu niet terug.

Wat vergat hij toch vlug,
slechts een klein Irakeesje te zijn.

(19.09.90)

Spiegelbeeld

Ik ben niet meer wie ik ben
omdat ik mezelf niet meer herken
en wanneer "Ik' in de spiegel ziet
herkent 'Ik' zichzelve niet.

Het blijft zoeken en vragen
tot aan 't eind mijner dagen
maar zal ik ooit vinden wat ik zoek?
Spiegelbeeld, gesloten boek.

30/12/1992

Sprookje.

En als de zon is ondergegaan
achter de hoge bergen
en wanneer de maan is opgestaan
dan komen kleine dwergen
en dansen met elfjes in het rond
of buitelen dartel over de grond
en er zijn konijntjes en reeën,
de elfenkoning en feeën,
een wijze uil in een oude boom.
Eén na één verschijnen sterren
en kijken lachend toe van verre.
En opeens kraait er een haan
en is het sprookjesfeest gedaan
of was het slechts een droom.

"Uit het dagboek van Jelle"
     Willem Pluizer

(23/09/91)

Sterven.

Is niet ieder mens
een klein beetje God
in het diepst van zijn gedachten?
Misschien is 't een wens
of zelfs een gebod
dat we niet kunnen ontkrachten.

Maar hoe je 't bekijkt
of er over leest,
op het einde van ons leven
wordt, hoe raar 't ook lijkt
elke stervende geest
weer opnieuw met God verweven.

(12.02.95)

Regenzware herstdagen

hangen aan elkaar,
in wenend droevig vragen,
naar een glimp, een straal,
een zacht gebaar.
Hulp'loos aan elkaar geklonken
schrijden ze steeds voort,
in zuchten, kreunen, wenen.
Er komt geen einde,
steeds maar verder, verder
van het zoete oord
waar z'eens dartelden
als jonge herten.
Verder naar de naderende verten
- die droev'ger nog en steeds
verdonk'rend naderen -
moeten ze stromp'len,
loodzwaar en donker.

Stormnacht.

Star blinkend stalen sikkel
omkranst met flikkerlicht,
weerspieg'lend bleke schijn.
Dreigend zwarte onweerswolken,
Rollend sidd'rend, hoog en laag.
Versomb'rend zilver,
Wazig stervend,
in drupp'lend zijig sluier.
Schichten flitsend laag beneden,
Rosse gloed
in gele vlammendans.
Striemend, zwepend,
cirkelende luchtstromen.
Hevige windhozen.
Buigende struiken,
Knappende, krakende takken,
Bomen ontworteld... levenloos.
Modderdrassig weiland;
verdrinkend, hulpeloos.
Onstuimig meegesleurd.
Woest kolkend,
Bruisend wilde stromen,
Schurend geweld.
Brekende dijken,
Loeiend, angstig vee,
Brullend in stervensnood.
Stijgend water, dreigend.
Mensen roepend, vluchtend,
Helpend, reddend,
Wachtend op een nieuwe dag,
Bange uren toekomst,
Verdragend smart en lijden.

Aarz'lend bleke zon
verscheurend grauwe oechtendnevels,
Wazigstralend in ongekende verten,
Brekend door de flarden
van 't gehavende nachtgewaad,
Blikkend op de troosteloze
watervlakte, eenzaam... verlaten.

Stress.

Gedachten-
als zwarte kraaien
overvleugl'n m'n gemoed.

Ik zie bomen branden
in een sneeuwstorm
en de ijselijke koude
die binnen in mij heerst
verschroeit mijn diepste denken
en...
ook als hier helemaal geen reden toe,
voel ik me eindeloos
			eindeloos
					moe

(02/1990)

Teresita La Mojada

(Lloret de Mar 18.03.94)
Haar naam was Teresita,
zij kwam uit Mexico;
zijn vroeg me haar t' ontkleden
maar ik antwoordde "no".

Toen ze me duid'lijk maakte
"'t is enkel voor de "show'",
heb ik maar toegegeven
en deed ik wat ze wou.

En onder luid applaus
vooral van de 'first row',
maakte ik haar 'H-tje' los,
bij het 'B-tje' riep ze "ho".

Nu enkele maanden later
kijk ik hier naar een foto
van een halfontklede schone
in d'armen van een pseudo-macho.

(11.09.94)

Toekomst?

Je krijgt een snor,
je snurkt 's nachts uren,
terwijl ik, onbevredigd,
klaarwakker in het donker
lig te turen 
naar 't plafond.
In de verte hoor ik vaag
het blaffen van een hond;
jij snurkt maar verder,
hoelang krijg ik dit
nog te verduren ?

Je tandprothese in het glas
naast je bed op de kast
lijkt wel naar lucht te happen.
Je eens zo mooie boezem,
fier rechtop, kon aan 
de zwaartekracht niet ontsnappen.
Je eens zo perzikachtige huid
lijkt net de schil van een citroen;
ik vraag me af:
'wat lig ik hier in Godsnaam
nog te doen?'
O, had ik maar de moed
om op te stappen.

(29.12.1992)

Toekomst.

Mijn kind,
mijn vriend,
wat heb ik toch naar je verlangd.
wat ben ik nu toch trots op jou.

Het is een eer,
vader te zijn van het kind,
ons kind,
bemind te zijn 
en te beminnen.

Jij moet je leven
nog beginnen;
het mijne is reeds halfweg,
tijd om te bezinnen.

Ik meen het goed als ik je zeg:
"Verzint, alvorens te beginnen".

Trein Brussel - Antwerpen 18 uur.

Haar slanke dijen glanzen mat
onder haar veel te strakke en te korte rokje
(ik schat zo'n 25 centimer of wat)
ze leest één of ander damesblad
(ik denk Eva of Flair,
Elle of Claire)
haar ene oog verborgen achter een haarlokje.

Langs haar oor zoemt een vroege voorjaarsmug;
ze maakt één vinger nat
(hierdoor raak ik een weinig opgewonden)
en slaat enkele bladzijden terug;
dan bergt ze plots het tijdschrift in haar tas
en stopt een koekje in haar mond
(ik denk dat een een Nuts of Mars of zoiets was)
dat ze ergens in die tas nog heeft gevonden.

Ze zucht en strekt eventjes haar rug;
haar roze tongetje glijdt langs haar chocoladelippen
(o, kon ik daar maar eens even tussenglippen)
ze neemt haar handtas op haar schoot
en laat de kontroleur haar kaartje knippen;
ze geeft zich nog méér centimeters bloot
(ik wou dat de trein me niet zo op deed wippen).

Heel even strijkt ze 't rokje glad.
trekt het ietsje naar beneê
(ik schat een centimeter of twee)
en neemt terug haar modeblad;
dan kijkt ze mij aan en glimlacht
(ik smelt, dit had ik helemaal niet verwacht).

In Mechelen staat ze op, verlaat de trein;
spijtig dat ik juist nu in Antwerpen moet zijn.

(05/03/92)

Trouwdag.

Een dag zoals vandaag
kan je maar eens beleven
maar hoop dat er nog vele mooie dagen
komen in je leven.

En mochten tegenslagen
je toch komen bedreigen
blijf dan elkander schragen
en tracht tesamen de problemen t' overstijgen.

Want achter onweerswolken
hoe zwart ze ook wel zijn
komt, d'oude spreuk indachtig,
steeds weer zonneschijn.

(01/07/1989)


Tussen lakens van satijn

Wat moet het toch heerlijk zijn
jou te beminnen
tussen lakens van satijn.

Je streelt zacht mijn zinnen,
ik vind het opwindend fijn.

(Dit lijkt wel een reklamespotje
voor Lenor of voor Soupline)

(24.12.93)

Uit.

Uit 
en weg is de liefde.
Ik ben het zelf
maar ik weet het niet.
Ik doe het zelf
maar ik weet het niet.
Of is het enkel
mijn hand
die het doet?
Haar hals is zacht
maar ik voel het niet.
Haar huid is warm
maar het doet me niets.
Een hand die klauwt
om zich nog vast te klampen
aan het leven.
Ik voel nog even
de strakgespannen snaren beven,
dan dooft het,
flikkert nog even,
dan is het 
Uit.

Vakantie.

De ijsblokjes tintelen vrolijk in m'n glas
       en alsof 't pas gisteren was
      zit ik opnieuw hier in de zon
	     op mijn balkon
	      aan de Playa
          en de dieprode gloed
	    van m'n Sangria
	jaagt rilingen door mijn bloed.

		De zon,
		de zee,
	      het strand,
	     het glas Sangria
	      in m'n hand
	en het reklamespotje van Martini
	     op de televisie:
	 da's pas echte vakantie.

(03/1990)



Venus

Zo oneindig ver
en toch zo eind'loos dicht
bij mij
zijt gij
mijn ster
die het duister pad
- dat ik tastend tracht te volgen -
belicht met al uw luister.
Vanuit uw lijst
kijkt ge me aan.
Ik voel, wijl gij nu aan me denkt,
mijn hart een beetje sneller slaan.
Waarom voel ik dees plotseling' emotie?
'k wil wenen van 'n eenzaamheid
en toch tegelijk glimlachen want,
'k voel je aanwezigheid
wijl ik naar je foto staar.

Vergankelijkheid.

Dit was
een glas;
het viel.
Nu resten
enkel scherven.

Een mens,
een wens
van twee.
Geboren 
om te sterven.

(19.09.89)

Vergeet-me-nietje.

Wat een drukte,
Wat een drukte,
Omdat ik een bloempje plukte,
Omdat ik een bloempje plukte
uit de hof.
Maar wat deed klein, klein kleutertje,
dat lieve kleine peutertje?
Dat plukte alle bloempjes af
Maakte het veel te grof.
Ik plukte slechts één bloempje
uit het tuintje van Margrietje,
één klein vergeet-me-nietje,
uit haar grote weidse hof.

Nu komt haar mama kijven,
nu komt haar papa slaan
dus neem ik snel het bloempje
en maak me hier gauw vandaan.

(24.12.92)

Verjaardag.

Vandaag is oma jarig
en ga ik naar haar toe,
wil ik bloemen geven
aan mijn allerliefste grootmoe.

Vandaag wordt oma vijftig
en als het aan mij lag
dan wordt ze zeker tachtig
met weer zo'n fijne dag.

Ik wens haar van ganser harte
een overgeet'lijk feest
met prachtige geschenken
en bloemen om ter meest.

Vandaag is oma jarig
een hele speciale dag,
want 50 jaar is prachtig
en ik hoop dat ik ooit zelf
vijftig worden mag.


(Uit het Dagboek van Jelle - 7 jaar)
Geschreven onder het pseudoniem Willem Pluizer

(20.12.1989)



Verlangen.

Verdrinken wil ik me in de blauwe vijvers van je ogen
en me branden aan de rode vulkaan van je mond
en je balsemhanden voelen rondom-rond,
overal op heel mij strak gebogen
heetgeschroeide lichaam, deze stond.

Ik wil door je glanzende haren strijken
en me voeden met de honig van je borst
en de warmte van je dijen voelen en de horst,
waarop weldra fier de adelaar zal prijken,
door zacht fluwelen driehoek getorst.

Ik wil je drinken, drink ook mij,
verzadig je aan de bron van het leven,
ik wil je in mijn armen voelen beven,
wanneer ik proef je zoete wei,
terwijl je lippen mij omweven.

Samen op de hoogste toppen van 't genot
wil ik met jou in ijle ruimten zweven
en je helemaal nemen, mij helemaal geven,
in het spel met Eros - de Liefdesgod -
en dit nog en nog en nog beleven.

Verleiding.

Zoals het duister van de nacht
op 't licht van maan en sterren wacht;
zo wacht ik op jou.

Zoals de aarde rond de zon
ooit haar oneindig' elips begon;
zo draai ik om jou.

Zoals de wijzer van het uur
de kleine inhaalt op den duur;
zo nader ik jou.

Zoals het water uit de bergbron
op weg naar zee elke hindernis overwon;
zo kom ik naar jou.

Zoals het witte strand bij vloed
het water van de zee ontmoet;
zo ontmoet ik jou.

Zoals de lava der vulkaan
de aarde schroeide op zijn baan;
zo verschroei ik jou.

Zoals de avondbries op 't strand
koelte brengt na zonnebrand;
zo koel ik jou.

(03/1990)

Verliefdheid.

Gisteren was ik verliefd,
Vandaag ben ik het nog,
Eén blik, één glimlach en één kus,
daarna een tramrit, een autobus,
een wandeling en wéér een kus,
een pijl van Amor aangesnord,
twee harten sneller kloppen nog.
Terwijl de regen gutst
over twee verliefde aangezichten
van twee jonge mensen
die voor de liefde zwichten.


Verloren kleinkind.

Er was een tijd
dat ik je nog niet kende,
dat ik me afvroeg
hoe je er uit zou zien;
dat ik nieuwsgierig
naar je komst verlangde
maar dat beseffen
kon je toen immers niet.
En dan was er plots
dat intense verdriet
en niemand zal het
ooit te weten komen
hoe jer dan wel 
zou hebben uitgezien.

(02.11.93)

Visioen.

De nacht is leeg
en leeg
is de plaats
benevens.
Waar eens gelegen had,
Waar nimmer meer
zal liggen
Iemand.

De nacht is zwart
en zwart 
is voor mij het
leven.
Onder 't witte laken,
met holle kaken
ligt 
Iemand.

De nacht is weg
en weg
is het wazig
droombeeld.
Waar eens gelegen had,
naast mij
daar ligt nu
Niemand.

Vlinder.

Je ranke vleugels trillen
in de eerste voorjaarszon.
En plots zie ik je lichaam beven.
Je bent maar net uit je kokon.

Nog even...
dan begint voor jou 
een ander leven,
je vlucht naar de zon.

Als grone rups, door mij gevonden,
stak ik je in een doosje
voorzien van enkele gaatjes,
gevuld met groene blaadjes
en na een poosje
was je verpopt.

Zo bleef je nog een hele tijd
maar zoëven heb je zonder spijt
je tijdeljke huisje weggeschopt.

Ik zie je vleugels trillen en...
je waagt het erop.

Je eerste dag als vlinder is begonnen.

14/02/1989


Voorbije eeuwigheid.

Eens heb ik je lief gehad
maar dat is lang geleden.
Wellicht wel voor een dag of wat,
Misschien ook langer,
Misschien maar even.
Maar weken, maanden gaan voorbij,
Groeien uit tot jaren.
En een storm. hoe hevig ook,
Komt ééns tot bedaren.
Liefde die wanhopig is 
en tevens onbeantwoord,
Wordt vergeten, gaat teloor
Vriendschap blijft...
Wordt nooit vergeten.


Voor jou.

Ik schrijf dit neer voor jou,
mijn vrouw,
mijn leve echtgenote,
omdat ik zoveel van je hou
en je toch heb verdroten.

Ik weet nu wat liefde is,
mijn vrouw,
mijn allerliefste gade,
nu ik je zo onzegbaar mis,
nadat 'k je heb verlaten.

Toch keer ik dra weerom,
mijn vrouw,
niemand zal 't mij verhind'ren,
zo vlug ik kan kom ik weerom
naar jou en onze kind'ren.

En heb ik je gekwetst, 
mijn vrouw,
dan vraag ik om vergeving,
wat ook voor mij was het een test
maar meer nog een beproeving.

Ik hunker zo naar jou,
mijn vrouw,
dat me herte pijn doet,
van nu af aan wil ik voor jou
een toeverlaat zijn zoals 't moet.

Waarheid.

Je kan nu trots zijn op jezelf!
Je hebt je eigen wereld stukgemaakt.
Je heb jezelf weer eens willen tonen
dat je een "Man",
een "Held", Don juan of Hercules waart,
die jonge maagden beschermt
of zich over zwakkeren ontfermt.
Je hebt je uit je eigen losgeschud
en hebt meteen getracht je leugens
te ontvluchten.
Nu je de werkelijkheid aanschouwt,
Nu heb je spijt en rouwt.
Kruip terug in jezelf en wees
voor jezelf geen God.
Dan ontvlucht je in werkelijkheid
een belachelijke Don Quichote.

Waarom ?

Ik wil alleen zijn,
alleen met mijn gedachten.
Enkel de eenzaamheid kan nog verzachten
de schaamte en de pijn
die ik voel branden, die in mij.

Ik heb me hopeloos belachelijk gemaakt,
ik ben tekortgekomen;
Het waren veel te mooie dromen,
die nu zijn stukgeraakt.

Ik wil alleen zijn,
alleen met mijn verdriet.
Met mijn niet geschreide tranen,
maar die helpen nu niet.

De "Don Juan" is nog maar eens
van zijn voetstuk gevallen,
Nu kan ik met het lijmen der scherven
m'n avonden vergallen.

Wellicht wordt mij nogmaals
een tweede kans gegeven,
om als gelijmde "don Juan"
de gouten te herstellen 
die ik heb bedreven.

Wie schrijft, Die blijft ?

Elk woord dat ik schrijf
is één minuut minder te leven.

Hoe wil je dat ik in leven blijf?
Ik heb toch reeds zoveel geschreven.

Nochtans denk ik: "ik schrijf dus ik blijf."
Misschien heb ik tóch het eeuwig leven.

29/12/1992

Winter.

Wanneer de witte zilverberk
de naakte armen uitstrekt naar het ijle zwerk
als smekend om des hemels lafenis
dan weet ik dat het winter is.

Wanneer de stoere eik achterin de tuin
ter aarde nijgt zijn kale kruin
als smekend om vergiffenis
dan weet ik dat het winter is.

Wanneer de sierlijke ranke pijnboom
heen en weer zwiept als een metronoom
als uitend diepe droefenis
dan weet ik dat het winter is.

Wanneer na het verstrijken van de nacht
in veld en tuin een wollig witte vacht
voor 't eerst verschijnt als maagdelijk getuigenis
dan weet ik dat het winter is.

(25.02.91)

Winterwentelingen.

Sneeuw in de lucht,
Sneeuw op het dak,
Sneeuw in de vlucht,
Sneeuw op een tak.

Meeuwen in de lucht,
Meeuwen op het dak,
Meeuwen in de vlucht,
Meeuwen op een tak.

Meeuwen in de sneeuw,
Sneeuw rondom de meeuwen,
Sneeuwen, meeuwen,
Meeuwen, sneeuwen.

Wonderlijk.

O wonder, o wonder, o wonder,
de bliksem en de donder,
de regen en de sneeuw,
de merel en de spreeuw,
de bergen en de zee,
de tijger en de ree,
het water en het vuur,
de aarde, de natuur.

O wonder, o wonder, o wonder,
mijn lief... ik kan niet zonder.

(28.10.1993)

Zelfportret of 3 x 18

Waar is m'n haar ?
Waar is m'n lijn ?
Waar kan die toch 
gebleven zijn ?
Waar zijn m'n blonde 
lokken van weleer ?
Helaas, 'k en zie ze
nergens meer.
't Is alles grijs,
't is alles kaal;
ik vind het zelf
een echt schandaal.
En waar eens ferme
spieren zaten,
zit nu een platte
kaas met gaten.
Een eens zo stevige
buik en maag
hangen daar nu laag,
op laag, op laag.
Als ik zo in de spiegel kijk
vind ik het toch maar niets;
't wordt tijd dat ik er wat aan doe
met joggen of de fiets.

(28.09.95)

Zomerliefje.

Ik zwom in zee,
verloor mijn short
en zelfs al was 
de afstand kort
vanaf de vloedlijn
tot mijn strandkabien,
"Zij" had me tóch 
nog nét gezien.

Kan ik haar nu nog onder ogen komen,
zij die van mij 
reeds liep te dromen ?
'k ben overstuur
ik ben ontsteld
want 'k heb haar, helaas,
wat op de mouw gespeld.

(31/03/1993)

Zomernacht.

Ik...
Gij...
Maanlichtzilver,
Avondstreling,
Korrelzand,
Golfgeschilfer.
Gij...
Ik...
Wij?

Zonverlangen.

Zacht zonk de zon
toen op die zwijgende zomeravond
zo zacht ze maar zinken kon,
enkel gehouden door bronzige kabels
gespannen tussen wolken en horizont.

Flitsende schichten doorbraken 't wolkendek
en gouden stralen ketsten
op zilveren zwanen,
op ziltige zeilen en op 't dek
van een schoener, die op de boeg
een zilveren meerminne droeg.

Zacht zonk de zon,
d'avond was stil;
enkel een meeuw die met een gil
de verte lokken wilde
zeilde schuin met trage vleugelslag.

Zacht dekte d'avond de zonne toe
met wollig witte dekens...
En mijn hart, dat reeds zó moe,
toch die zonne nog bereiken wilde,
maar niet kon zeggen hoe.